GTST-acteur Edwin Jonker legde een verklaring af waar een groot aantal fans heftig bezwaar tegen maakte
Zelf is hij niet gelovig, maar door zijn rol van Jezus in The Passion is acteur Edwin Jonker (47) opnieuw gaan nadenken over religie. Een goede reden om hem de Tien Geboden voor te leggen.
Gij zult geen andere goden vereren naast de Heer
“Ik kom uit een ongelovig, socialistisch gezin. Vanaf de leeftijd dat ik bewust ging nadenken over maatschappelijke zaken, rond mijn zestiende, voelde ik me een ware atheïst. Ik was ervan overtuigd dat een wereld zonder religies minder geweld en oorlogen zou opleveren. Rond mijn dertigste begreep ik dat religie niet de bron is van alle kwaad. Sindsdien ben ik geen uitgesproken atheïst meer. Door mijn rol in The Passion ben ik opnieuw gaan nadenken over religie. Ik vind het nu mooi dat mensen kracht halen uit hun geloof.
Je hoeft niet gelovig te zijn om het bijzonder te vinden om Jezus te spelen. Hij is de meest besproken figuur van de afgelopen tweeduizend jaar. Onze cultuur is op zijn leer gebaseerd. Het voelt daarom ook als een grote verantwoordelijkheid om Jezus in de musical integer en respectvol neer te zetten, zeker tegenover het gelovige publiek. Ik kies ervoor om geen alwetende Jezus te spelen; ik laat een menselijke Jezus zien die huilt, twijfelt en bang is voor de dood. Spannend vind ik het optreden zeker, zoals altijd, maar ik hoef geen roze onderbroek met stippen te dragen om erop te vertrouwen dat een voorstelling goed gaat. Bijgelovig ben ik niet. Ik zorg ervoor dat ik goed voorbereid ben.”
Eer uw vader en moeder
“Ik ben heel close met mijn ouders. Ik spreek ze elke dag en als ze in Nederland zijn – ze overwinteren in Suriname – zie ik mijn ouders bijna dagelijks. Mijn moeder is een joviale Amsterdamse, een liefdevolle moeder die om halfelf ’s avonds vraagt of ik honger heb en dan eten voor me klaarmaakt.
Mijn vader is een Surinamer die me bijbracht dat ik trots moest zijn, dat ik me niet minder moest voelen dan anderen en dat ik niet over me mocht laten lopen. Toen ik een jaar of zeven was en op school een klap had gekregen, stuurde hij me terug naar school. ‘Je moet terugslaan’, zei hij. ‘Anders pakken ze je morgen weer.’ En ik moest ophouden met huilen. Anders kreeg ik van hem ook een klap.
Mijn vader hamerde erop dat ik altijd op de hoogte moet zijn van wat er speelt in de wereld. ‘Ga lezen. Denk na. Vorm een eigen mening. Wees eigenwijs’, klonk het altijd. Die eigenwijsheid toonde ik op school. Ik trok steevast de beweringen van een docent in twijfel. Alleen stak ik niet netjes mijn vinger op, maar dan riep ik door de klas: ‘En waar staat dat dan, wat je beweert?’ Dan kon ik weer de gang op.”